De veerman en zijn zonen (Metafoor)
Er was eens een veerman met twee zonen. Die leerden als kind al het vak en voeren met hun vader heen en weer over de rivier. Voor het overzetten van reizigers rekenden ze een bescheiden bedrag: één dubbeltje per persoon.
De oudste broer vond het werk als veerman eentonig en weinig geestverheffend. Hij besloot op zoek te gaan naar meer diepgang in zijn leven. Hij verliet het huisje aan de rivier, zijn ouders en zijn broer en nam zijn intrek in een boeddhistisch klooster.
De jongste broer besloot zijn vader op te volgen als veerman.
Na zeven jaar moest de oudste broer een keer op reis naar een ander klooster. Zijn weg bleek langs zijn ouderlijk huis te voeren. Hij klopte aan en er volgden hartelijke omhelzingen en vreugdetranen.
Na enige tijd nam de monnik weer afscheid en liepen beide broers samen naar het veerbootje. En de broer-veerman vroeg aan de broer-monnik: ‘Wat heb je nu eigenlijk in de afgelopen zeven jaar in het klooster geleerd?’
‘Ik zal het je laten zien’, zei de monnik. Hij daalde af naar de oever van de rivier en liep over het water naar de overkant. Daar zwaaide hij nog een keer vaarwel en verdween tussen de bomen.
‘Dan is wat hij in die zeven jaar in dat klooster geleerd heeft, precies één dubbeltje waard’, zei de veerman tegen zichzelf. En volkomen tevreden hervatte hij zijn werk.